Dennenburg

De geschiedenis van Dennenburg gaat terug tot het jaar 1642 toen Pieter Uit den Boogaard enkele kavels grond van de Staten van Utrecht kocht, er een boerderij liet bouwen die omgracht werd en de naam Dennenburg kreeg. Op een nabij gelegen kavel bouwde hij in 1660 een eveneens omgrachte boerderij die de naam De Hoeve kreeg. In 1699 werd De Hoeve formeel bij Dennenburg gevoegd, waarna deze in 1728 werd afgebroken en vervangen door een landhuis. Opdrachtgever tot de bouw was Joseph Elias van der Meulen, heer van Maarssenbroek.

In 1890 werd het oude landhuis afgebroken en vervangen door een nieuw huis. Ook werden een koetshuis, oranjerie en een aantal dienstwoningen op het terrein gebouwd.

In 1905 werd het nieuwe landhuis naar ontwerp van architect C.B. Posthumus Meyjes uitgebreid met een woonkeuken en werden tegen de voor- en achtergevel gietijzeren serres gezet. 

Het huis wordt momenteel privé bewoond met kantoorfunctie.

Link met kolonialisme

"Jan Carel van der Muelen (1740-1811) erfde dit landgoed van zijn vader Joseph Elias. Jan Carel was mede-eigenaar van de Utrechtse Compagnie van Commercie. Deze compagnie bestond van 1720-'52 en was een soort investeringsmaatschappij, die als hoofddoel had om een vaart van Utrecht naar de Zuiderzee te graven en te exploiteren. Dit kanaal is er uiteindelijk niet gekomen, maar de compagnie rekte zijn bestaan als suikerraffinaderij en met het exploiteren van de Surinaamse koffieplantage Utrecht. Deze plantage werd in 1736 voor 2.500 gulden gekocht, maar de 80 tot slaaf gemaakten en hun vijf kinderen kostten 24.544 gulden. 
In 1790 wilde de compagnie de slecht draaiende plantage verkopen. Er waren 65 tot slaaf gemaakten over, waarvan een aantal ongeschikt voor arbeid, en er werden te weinig kinderen geboren om dit aan te vullen. Er waren dat jaar echter niet voldoende kopers en de eigenaren besloten tot het aanschaffen van minstens zes, indien nodig meer, tot slaaf gemaakten om de plantage draaiende te houden."
Bron: mappingslavery.nl