Ridderoord in De Bilt is verdwenen maar van het park resteren nog diverse onderdelen.
Het huis Ridderoord komen we voor het eerst in een verkoopakte uit 1714 tegen. Maria Blancheteste, weduwe van Adriaan van Rossem, verkoopt het huis aan de Utrechtse advocaat Willem van Baerle. In 1784 verkopen de erfgenamen de buitenplaats aan Daniel Gildemeester Jansz. Het betreft "een heerenhuis, een koetshuis en een stal". In de akte staat ook nog vermeld, dat het huis nu Ridderoord heet, maar dat het voorheen de naam Sparrebosch had. In 1786 koopt Gildemeester daar nog een aangrenzende boerderij bij, die tot de bezittingen van het voormalige klooster Vredendael behoorde.
Na de dood van Daniel vererft het huis op zijn dochter Maria, die het in 1819 verkoopt aan Edward Taylor. Bij het huis hoort dan 126 ha grond. Drie jaar later laat hij het huis afbreken en de grond verkoopt hij via een loting. De nieuwe eigenaar wordt Maurits Jacob Eijck, heer van Zuilichem, die een jaar later tien meter zuidelijker een nieuw huis laat bouwen. Dit huis bezit vermoedelijk nog wel enkele bouwfragmenten van het oude huis. Nu is dat huis veranderd in een eengezinswoning en draagt nog wel de naam Ridderoord.